Op 4 juli sprak Erik Hitters in op de commissievergadering Ruimtelijke Ordening namens de vereniging Schapenweide Groen! en de samenwerkende bewonersverenigingen. Wij spraken hier onze zorgen uit over een te hoge bebouwingsdichtheid van de Schapenweide en de consequenties daarvan voor een nog hogere verkeersdruk op de Groenekanseweg, Soestdijkseweg en Eerste Brandenburgerweg. Daarnaast wezen we op de gebrekkige onderbouwing van de plannen voor life science. De inspreektekst vindt u hieronder.

Inspreektekst Vereniging Schapenweide Groen! Cie. RO 04-07-2019

Ik ben Erik Hitters, van de Vereniging Schapenweide Groen! Allereerst, heel fijn dat we dat we hier
kunnen inspreken en dat we onze mening als omwonenden en burgers kunnen laten horen.
Wie zijn wij? Wij zijn een vereniging van de direct aanwonenden, dat wil zeggen degenen wiens
percelen grenzen aan de Schapenweide in Bilthoven. Maar we vertegenwoordigen hier ook een bredere
groep (die hier ook aanwezig zijn). Onder andere de bewonersvereniging GKW. U heeft zojuist het betoog
van Klaas-Jan Dolman gehoord, dat wij ook van harte ondersteunen. Alles wat we hier zeggen wordt
gedeeld en gesteund door onze 57 leden van Schapenweide Groen!, door de bewonersvereniging
GKW, en de bewonersgroepen van 1e BBW en Meijenhagen. We maken ons sterk voor een
afgewogen en leefbare ontwikkeling van de Schapenweide, met aandacht voor mens en milieu, voor
gezondheid en veiligheid en met instandhouding van het groene en kleinschalige karakter in deze
omgeving. Over die ontwikkeling hebben we de afgelopen tijd relatief intensief contact met
gemeenteambtenaren gehad, waarvoor onze dank.

We hebben met interesse kennis genomen van het voorstel en we vinden het belangrijk om daar een
aantal kritische, dan wel zeer kritische kanttekeningen bij te plaatsen. Het besluit bestaat, zoals u
weet, uit drie punten. Met betrekking tot punt 1 kunnen we begrijpen dat er een maatschappelijk
belang is voor ontwikkeling, voor woningbouw (groot tekort aan woningbouw) en voor economische
belangen die spelen. We willen ons constructief opstellen. Vanwege het voorgestelde besluit in punt
1, moet er een inspraakprocedure starten om de Structuurvisie te wijzigen. Dat is punt 3. Dus op
punt 1 en 3 gaan wij verder niet in. Een richtinggevende uitspraak over de aard van bebouwing –
zoals in punt 1 – laten we aan de politiek.

Onze zorgen, kritiek en vragen richten zich op punt 2, waar een indicatief programma wordt
voorgesteld van minimaal 150 woningen en minimaal 50.000m2 life science bedrijvigheid.
Wij hebben hier VIJF kanttekeningen bij:

Ten eerste:
Een zorgvuldige en verifieerbare onderbouwing van de voorgestelde aantallen in het indicatief
programma ontbreekt. Het verkeers- en mobiliteitsonderzoek door Sweco, het
ecologische/milieuonderzoek, bodemonderzoek, milieuzonering en cultuurhistorisch onderzoek
ontbreken. Dat betekent dat belangrijke inzichten in de effecten van bebouwing ontbreken en dus
besluiten over de bebouwingsdichtheid die gegrond zijn en gebaseerd op diverse belangen – niet
alleen economische, maar ook gezondheidsbelangen, milieu, ecologisch etc. – niet genomen kunnen
worden. Het is onduidelijk of en op welke manier de deelonderzoeken zijn meegewogen in het besluit
voor het indicatief programma. Immers, er liggen enkel twee marktonderzoeken ter inzage, maar de
hierboven genoemde deelonderzoeken zijn niet ter inzage aangeboden, waarmee de
grondslagen en effecten van een eventueel indicatief programma niet verifieerbaar zijn voor
gemeenteraad en burgers;

Ten tweede:
Bij de onderbouwing van de voorgestelde 50.000 m2 life science kunnen wat ons betreft nogal wat
vraagtekens worden gezet. In het meest recente Buck rapport wordt geprobeerd met
opportunistische ramingen aan te tonen dat er voldoende vraag is naar life science en dat de
Schapenweide daarvoor geschikt is. Uit het bijgevoegde rapport van Stec blijkt echter dat door
vertrek van RIVM 92.000 m2 kantoor- en bedrijfsruimte vrijkomt en dat die ruimte eerst gevuld moet
worden voordat op de Schapenweide nieuwe m2 kunnen worden ontwikkeld. Omdat een
bestemmingswijziging noodzakelijk is om de ontwikkeling van bedrijfsruimte mogelijk te maken, is
een robuuste onderbouwing van de behoefte van de functie die het nieuwe bestemmingsplan
mogelijk moet maken noodzakelijk, volgens de zgn. methodiek van de Ladder voor duurzame
verstedelijking. Echter – zo concludeert het Stec rapport – daarin moet het aanbod dat ontstaat
wanneer het RIVM vertrekt ook mee worden genomen en dan is het kwantitatief vrijwel zeker dat er
meer aanbod dan vraag is binnen de planperiode. Daarmee komt de bestemmingswijziging op losse
schroeven te staan, omdat moeilijk aan de methodiek van de ladder voldaan zal kunnen worden.
Buck geeft vervolgens een veel gunstiger advies om de vraag naar life science te onderbouwen. In dat
rapport staat onder meer dat er een harde vraag ligt van Poonawalla Group voor een uitbreiding van
10.000 m2. Overigens, wij vragen ons af of de gemeente wellicht al heeft toegezegd dat die
uitbreiding op de Schapenweide moet gaan landen. Het Buck rapport komt met enorm hoge
ramingen van benodigde m2 die vooral lijken bedoeld om de vraagkant stevig op te schroeven. Dit
als mogelijke onderbouwing om de bestemmingsplanwijziging via de Ladder van duurzame
verstedelijking toch te kunnen realiseren. We plaatste onze vraagtekens bij het realiteitsgehalte van
het Buck-rapport, want de verschillen met het Stec groep rapport zijn wel erg groot.

Ten derde:
Uit het rapport van de Stec groep blijkt dat er zeker behoefte is aan extra woningen en met het
aantal van 150 woningen voldoet men maar gedeeltelijk aan de vraag. Dit aantal woningen in
combinatie met de 50.000 m2 voor Life Sciences doet ons vermoeden dat het hier zal gaan om
relatief kleine woningen. Maar alleen de bebouwingsdichtheid uitdrukken in aantallen woningen en
vloeroppervlak voor bedrijvigheid is slechts één van de indicatoren voor bebouwingsdichtheid, maar
voor een indicatief programma volstrekt ontoereikend. Welke ruimte is er nog voor groene buffers?
Om goed een beeld te krijgen over de dichtheid en hoogte van de bebouwing is het van belang dat
de gemeente kengetallen deelt zoals de Floor Space Index (FSI), de Ground Space Index (GSI) en hun
afgeleiden, de Layers (L) en Open Space Ratio (OSR) moeten worden bepaald (zie PBL-rapport,
kengetallen voor ruimtelijke dichtheden en functiemenging, conform RUDIFUN gebaseerd op
NEN93001); De genoemde aantallen in het indicatief programma worden nu gepresenteerd als
indicatief, maar vreemd genoeg wordt er wel over MINIMAAL gesproken. Hier is ons argument
tweeledig: a. Ze zijn niet conform de eisen voor het formuleren van de bebouwingsdichtheid op
valide en betrouwbare wijze. En B. Er bestaat het gevaar dat ze een eigen leven gaan leden. Wat
problematisch is omdat ze, zoals gesteld onvoldoende breed en gedegen onderbouwd zijn en niet
uitgedrukt in de juist kengetallen. (Zie ook: Rapport ‘Ruimtelijke dichtheden en Functiemening in
Nederland (RUDIFUN)’ van Planbureau voor de Leefomgeving, 10 mei 2019.)

Ten vierde:
Het Rijksvastgoedbedrijf lijkt een grote invloed te hebben gehad in het proces, wat ons betreft een te
grote. De grond waar het hier over gaat wordt primair gezien als koopwaar. De maximale opbrengst
in financiële zin staat voorop, en de gemeente lijkt daarin mee te gaan door nu deze aantallen te
noemen. Gemeente heeft daarbij gebruik gemaakt van een doelredenering: we willen hier graag een
life science park en dus gaan we aantonen dat dat heel hard nodig is. Zie het grote en daarmee
twijfelachtige verschil tussen het Stec onderzoeksrapport dat vóór de gemeenteraadsverkiezing
verscheen en recente Buck rapport. Waar is de leefbaarheid, waar is de ecologie, waar zijn de
burgers? De grote mobiliteits- en bereikbaarheidsissues, die in het STEC rapport nog als een serieus
risico en probleem worden beschreven zijn in het BUCK rapport opeens nergens meer te vinden.
De rapportage en het voorstel zijn gebaseerd op wensdenken, en wij zijn van mening dat de raad
onvoldoende wordt geïnformeerd over de onderbouwing en consequenties van de keuze. De
belangen van de omwonenden, van natuur en milieu en burgers in het algemeen worden
onvoldoende gewaarborgd. We roepen de gemeenteraad dat ook op om juist de belangen van
burgers en omgeving expliciet mee te nemen.

Ten vijfde:
Zoals u weet is burgerparticipatie een cruciaal element in de nieuwe omgevingswet. Wij begrijpen de
noodzaak van ontwikkeling en hebben ons als omwonenden tot nu toe constructief opgesteld. Ook
voor deze gemeente is burgerparticipatie een belangrijk beleidsgebied. Echter, tot op heden heeft
gemeente de bewoners nog steeds niet geïnformeerd. De vorm van burgerparticipatie die er nu is, is
op ons initiatief tot stand is gekomen, en wij informeren en betrekken – op eigen initiatief – een
brede groep omwonenden. Zonder vereniging Schapenweide Groen was er – behalve twee
inloopbijeenkomsten – geen enkele vorm van burgerparticipatie geweest. Opnieuw wordt hierover
niets gezegd in het voorstel en vragen wij ons af of er iets in het ontwikkelperspectief zal komen. En
dat terwijl het ontwikkelperspectief kaderstellend zal zijn voor het biedboek, de te wijzigen
Structuurvisie en vervolgens het te wijzigen bestemmingsplan. Zoals al gezegd, naast het
economische belang, spelen bredere belangen voor de leefomgeving en de leefbaarheid een GROTE
rol voor burgers. Dat kunnen we bijvoorbeeld zien in onze naburige gemeenten, waar zeer positieve
ervaringen zijn met processen van co-creatie in gebiedsontwikkeling, vanwege de bewezen
effectiviteit en efficiëntie van het ontwikkelproces (o.a. GONS Zeist). We vragen de raad dan ook bij
het ontwikkelperspectief en de gebiedsontwikkeling een hoog niveau van burgerparticipatie te
garanderen, en de participatie in de vorm van co-creatie met de samenwerkende betrokken
bewonersverenigingen in te vullen.

Ik vat het als volgt samen:
• Het aannemen van het tweede voorgestelde besluit is onvoldoende onderbouwd en transparant
en kan verstrekkend en onvoorzien doorwerken in het Ontwikkelperspectief, het biedboek RvB
en de wijziging van het bestemmingsplan;
• Of en in hoeverre ook inzichten uit andere onderzoeken zijn meegewogen is niet te controleren
door de raad. Hier maken we ons grote zorgen over.
• De genoemde cijfers lijken nu indicatief, maar er wordt MINIMAAL aan toegevoegd. Ze zullen zo
een eigen leven gaan leiden, maar ons belangrijkste argument is: ze zijn onvoldoende
onderbouwd, en berusten alleen op opgepompte economische verwachtingen.
• De belangen en wensen van de burgers (een brede groep omwonenden) en de door hen
geformuleerde ruimtelijke randvoorwaarden dienen een cruciale rol te spelen in het hele proces;
• Er zijn serieuze mobiliteitsissues zijn, die expliciet besproken en opgelost dienen te worden
voordat er een indicatief programma vastgesteld kan worden. (zie voorgaande spreker en SGPmotie
over het nemen van adequate verkeersmaatregelen voorafgaand aan ontwikkeling.)

Concluderend:
Wij roepen u op om GEEN besluit te nemen over punt 2 van het voorstel. Dat hoeft niet tot onnodige
vertraging te leiden omdat, om de procedure te starten voor wijziging van het bestemmingsplan
(punt 3), de indicatieve cijfers helemaal niet nodig zijn (punt 2). We vragen de raad dus om nu NIET in
te stemmen met een indicatief programma met genoemde minimale m2 en aantallen en te eisen dat
er een betere onderbouwing komt, alvorens uitspraken over aantallen en m2 te kunnen doen. Ook
vragen we om een sterkere betrokkenheid van de omwonenden.